Werkgevers en werknemers
Op Prinsjesdag 2024 zijn de plannen voor het komende jaar bekendgemaakt. Wij zetten de belangrijkste (fiscale) voorstellen die relevant zijn voor u als werkgever of werknemer op een rij. Wat verandert er mogelijk voor u?
In box 1 van de inkomstenbelasting wordt een nieuwe schijf geïntroduceerd. Voor niet-AOW gerechtigden kent box 1 vanaf 2025 de volgende drie schijven: 8,17% voor inkomen € 0 tot € 38.441 (eerste schijf); 37,48% voor inkomen € 38.441 tot € 76.817 (tweede schijf) en 49,50% voor inkomen vanaf € 76.817 (derde schijf). Voor AOW-gerechtigden zijn de volgende schijven vanaf 2025 van toepassing: 8,17% voor inkomen € 0 tot € 40.502 (eerste schijf); 37,48% voor inkomen € 40.502 tot € 76.817 euro (tweede schijf) en 49,50% voor inkomen vanaf € 76.817 euro (derde schijf).
De schijfgrens voor toepassing van het hoogste tarief in box 1 van de inkomstenbelasting (49,50%) wordt jaarlijks verhoogd. Voor 2025 bedraagt deze verhoging € 1.299. Het toptarief zal in 2025 van toepassing zijn bij een inkomen vanaf € 76.817.
Voor aanmerkelijkbelanghouders wordt het hoge tarief (box 2 inkomstenbelasting) verlaagd van 33% (2024) naar 31% (2025). Dit tarief is van toepassing op reguliere voordelen (zoals dividenduitkeringen) en vervreemdingsvoordelen (zoals verkoopwinsten op aandelen) vanaf € 67.000 per belastingplichtige per jaar. Het lage tarief (tot € 67.000) blijft 24,5%.
De wetgever heeft een brief toegevoegd aan de Prinsjesdagstukken met betrekking tot de stand van zaken van het rechtsherstel box 3 (de tegenbewijsregeling). Deze regeling is met name bedoeld voor belastingplichtigen die in (één van) de afgelopen of komende jaren een relatief laag rendement hebben behaald met hun box 3 vermogen. Als deze belastingplichtigen kunnen aantonen dat het werkelijke rendement op hun box 3 vermogen in een bepaald jaar lager is dan het wettelijk veronderstelde rendement (het forfait), dan mogen zij onder bepaalde voorwaarden uitgaan van dit werkelijk behaalde rendement. De brief bevat daarnaast enkele richtlijnen hoe de Belastingdienst het werkelijk rendement zal berekenen (zoals dat nader wordt vastgelegd in een nog voor te stellen wet voor rechtsherstel). De aanleiding vormen een tweetal Hoge Raaduitspraken d.d. 6 juni 2024 en 14 juni 2024.
In beginsel kunnen de volgende groepen belastingplichtigen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling:
Om aan te kunnen tonen dat het werkelijke rendement op het box 3 vermogen lager is dan het box 3-forfait, dient volgens de staatssecretaris met de volgende elementen rekening te worden gehouden:
De aftrek voor giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) blijft, in tegenstelling tot eerdere berichten, volledig intact. De fiscale faciliteit voor schenkingen vanuit de vennootschap wordt echter weer afgeschaft. Dat betekent dat voor dga's die vanuit de eigen vennootschap schenken, de schenking wordt aangemerkt als een verkapte dividenduitkering die is belast met belastingheffing in box 2. Tevens wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft.
Voor dga's die participeren in een maatschap, vof of cv kan het voorkomen dat versterkte leningen dubbel in aanmerking worden genomen voor de regels rondom excessief lenen. Om deze dubbeltellingen te voorkomen wordt de wet gewijzigd. Deze geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 (inwerkingtreding wet excessief lenen).
Per 1 januari 2026 wordt de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregelingen in de schenk- en erfbelasting en de inkomstenbelasting beperkt tot gewone aandelen. Dit betekent dat een schenker of een erflater (al dan niet tezamen met zijn partner) gewone aandelen in een vennootschap moet houden met een belang van minimaal 5% van het totaal geplaatste kapitaal. Een vruchtgebruik of bloot eigendom op deze aandelen blijft nog steeds kwalificeren. De bedrijfsopvolgingsregelingen zijn niet van toepassing op andere belangen, zoals soortaandelen, tracking stocks, opties, winstbewijzen en lidmaatschapsrechten in coöperaties. Preferente aandelen blijven kwalificeren als deze in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn gecreëerd. Preferente aandelen worden gedefinieerd als ‘aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of winstbewijzen’. Hiermee zal vermoedelijk sneller sprake zijn van preferente aandelen.
In de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting worden de bezitseis en de voortzettingseis per 1 januari 2026 versoepeld. Het wordt mogelijk om tijdens de bezitstermijn (vijf jaar bij schenking en één jaar bij overlijden) en de voortzettingstermijn (drie jaar na schenking of overlijden) aanpassingen in de juridische structuur uit te voeren zolang de economische gerechtigheid tot de onderneming niet wijzigt. De voortzettingstermijn wordt met ingang van 2025 verkort van vijf jaar naar drie jaar.
Per 2026 worden een aantal anti-misbruikmaatregelen ingevoerd om onbedoeld gebruik van de bedrijfsopvolgingsregelingen tegen te gaan. De bezitstermijn wordt in het geval van vererving twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd (zes maanden extra per verstreken jaar). In het geval van schenking wordt de bezitstermijn zes jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd (zes maanden extra per verstreken jaar). Hiermee wordt beoogd om te voorkomen dat beleggingsvermogen (geen bedrijfsopvolgingsregelingen) op hoge leeftijd wordt omgezet in ondernemingsvermogen (wel bedrijfsopvolgingsregelingen). Daarnaast wordt een maatregel ingevoerd om te voorkomen dat een onderneming meerdere malen wordt verkregen onder toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling. Een verkrijger kan de bedrijfsopvolgingsregeling slechts eenmaal toepassen op dezelfde onderneming.
De verruiming van de verwateringsregeling naar belangen van minder dan 0,5% en het verruimen van de bedrijfsopvolgingsregeling naar directe belangen van minder dan 5%, mits er samen met de familie een belang van ten minste 25% is, treedt niet in werking per 1 januari 2025. Er wordt momenteel beoordeeld of sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Mocht de Europese Commissie concluderen dat geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun dan zal de verruiming op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden.
Het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen die geen hoofdverblijf zijn, wordt per 1 januari 2026 verlaagd van 10,4% naar 8%. Het tarief voor de verkrijging van woningen die als hoofdverblijf worden gebruikt, blijft 2%.
De toepassing van de startersvrijstelling en het verlaagd tarief voor woningen die dienen als hoofdverblijf (2%) in de overdrachtsbelasting wordt uitgebreid naar economische eigendomsverkrijgingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de verlenging van een erfpachtrecht via een obligatoire overeenkomst vooruitlopend op de juridische vestiging van het erfpachtrecht. Het is niet vereist dat de juridische eigendom uiteindelijk ook wordt verkregen.
Bij een sleutelovereenkomst verkrijgt de koper voorafgaand aan de juridische levering alvast de sleutel van een onroerende zaak. Bij het aangaan van een dergelijke sleutelovereenkomst kan momenteel sprake zijn van een economische eigendomsverkrijging voor de overdrachtsbelasting. Dat is een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. Dit belastbaar feit bij het aangaan van dergelijke sleutelovereenkomsten wordt afgeschaft. Er is dan enkel overdrachtsbelasting verschuldigd op het moment van de juridische eigendomsverkrijging.
Het tarief van de kansspelbelasting wordt stapsgewijs verhoogd van 30,5% naar 34,2% in 2025 en 37,8% in 2026.
Deze website maakt gebruik van cookies.
Sommige zijn noodzakelijk, andere helpen ons bij het analyseren van het gebruik van de website, dienen advertenties of zorgen voor een gepersonaliseerd websitebezoek.
In onze privacy policy vindt u meer informatie over de cookies die wij gebruiken.
Zonder deze cookies functioneert deze website niet optimaal.
Deze cookies helpen ons deze website te verbeteren door informatie te vergaren over het gebruik hiervan.
Met behulp van deze cookies kunnen wij de relevantie van onze advertenties vergroten.