Uitspraak Hoge Raad: indexatieverplichting pensioenovereenkomst gepensioneerde werknemer
Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de indexatieverplichting in de pensioenovereenkomst van een gepensioneerde werknemer. Deze casus gaat over voormalig werknemers met een eindloonregeling. Op enig moment heeft de werkgever voor nieuwe werknemers de pensioenopbouw gebaseerd op een middelloonregeling. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de betreffende werknemer. Nadat de werknemer al met pensioen was gegaan, wijzigde de werkgever de pensioenregeling opnieuw voor de nog actieve deelnemers, waarbij het pensioensysteem is aangepast naar een premieregeling. Hierbij is tevens de lopende uitvoeringsovereenkomst beëindigd en is de nieuwe pensioenregeling ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder.
In het pensioenreglement van zowel de eindloonregeling als de middelloonregeling was sprake van een voorwaardelijke toeslagverlening op de ingegane pensioenen op basis van de consumentenprijsindex. Als voorbehoud voor de toeslagverlening gold de aanwezigheid van de benodigde middelen. De financiering van deze middelen moest komen uit de overrente die de uitvoerder genereerde op het pensioenvermogen en uit de storting van de omvangskorting waar de werkgever recht op had in het toeslagendepot. Het beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst had twee gevolgen voor de vulling van het toeslagendepot:
- De administratiekosten van de uitvoerder werden voortaan gekort op het aandeel in de overrente; en
- Van omvangskorting was geen sprake meer omdat er door de werkgever geen premie meer werd betaald.
Nadat de betreffende uitvoerder de gepensioneerde werknemer heeft geïnformeerd dat er geen toereikende middelen zijn om nog enige toeslag op zijn pensioen te verlenen, spreekt de gepensioneerde zijn voormalig werkgever hierop aan. De claim wordt gebaseerd op het gegeven dat de gepensioneerde werknemer is benadeeld door het handelen van zijn werkgever. Het was voor de werkgever te voorzien dat het beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst nadelige gevolgen zou hebben voor gepensioneerden.
Het Hof was het eens met deze claim omdat van een goed werkgever verwacht mag worden dat hij afspraken maakt met de pensioenuitvoerder over het vervallen van de omvangskorting en de vermindering van de overrentedeling. Zodat dit geen gevolgen zou hebben op de indexatieverwachting van de gepensioneerden. De werkgever had, naar het oordeel van het Hof, onvoldoende onderbouwd waarom hiertegen zwaarwichtige bezwaren waren. Er was door de werkgever geen enkele compensatiemaatregel getroffen, waardoor de werkgever in strijd met de redelijkheid en billijkheid had gehandeld.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bekrachtigd op grond van het feit dat het handelen van de werkgever de kans op indexering aanzienlijk heeft verminderd. Hij bepaalde ook dat de werkgever de gepensioneerde in kwestie hiervoor moet compenseren.
De nieuwe pensioenwetgeving brengt consequenties met zich mee
Bij het wijzigen van de pensioenregeling richt de werkgever zich meestal op de pensioenbelangen van de actieve werknemers. Zij zijn immers degenen die actief moeten instemmen met de wijziging van hun arbeidsvoorwaarden. Dat de wijziging ook gevolgen kan hebben voor de voormalig werknemers en gepensioneerden doordat de lopende uitvoeringsovereenkomst wordt beëindigd, of niet wordt verlengd, wordt vaak uit het oog verloren. De uitspraak van de Hoge Raad laat echter duidelijk zien dat dit onterecht is en grote financiële gevolgen voor de werkgever kan hebben. We staan aan de vooravond van het aanpassen van alle pensioenregelingen in Nederland. Werkgevers die niet zijn aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds zullen zich enerzijds bewust moeten zijn van consequenties van hun keuzes ten aanzien van de nieuwe pensioenwetgeving. Anderzijds van de gevolgen van het beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst voor (gewezen) deelnemers en gepensioneerden.
Meer weten?
Wilt u meer weten over het wijzigen van uw pensioenregeling? Neem dan contact op met uw contactpersoon van Mazars of rechtstreeks met Paul van Ravenzwaaij van Pellicaan Advocaten per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 627 22 39. Zij helpen u graag verder.