Prestaties van een theater
Theaters bieden al geruime tijd theaterbewijzen als een totaalconcept aan, inclusief een ‘pauzeplankje’ of een ‘pauze-arrangement’. De bezoeker krijgt dan tevens een (niet-)alcoholisch drankje aangeboden. Soms is ook het gebruik van de garderobe onderdeel van dit totaalconcept.
De verlening van toegang tot bijvoorbeeld muziek- of toneelvoorstellingen, is belast tegen het verlaagde btw-tarief (momenteel 9%). In de praktijk kunnen in de toegangsprijzen voor een voorstelling, ook vergoedingen voor andere prestaties zijn inbegrepen. Zoals het gebruik van de garderobe of het verstrekken van een drankje in de pauze. Voor de btw moet dan worden bepaald of deze prestaties:
- Als afzonderlijke prestaties in aanmerking genomen moeten worden en, zo ja, welk btw-tarief dan van toepassing is (9% of 21% btw), of
- Zijn aan te merken als bijkomende prestaties die voor de btw als het ware meeliften met het toegangskaartje en daardoor ook onder het verlaagde btw-tarief van 9% vallen.
Beslissing Hof
Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft geoordeeld dat het verlaagde btw-tarief (9%) ook geldt op het deel van de prijs van een toegangskaart dat betrekking heeft op het verstrekken van een (al dan niet alcoholisch) pauzedrankje. Het pauzedrankje vormt een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de hoofdprestatie (de voorstelling) deelt. Voor een gemiddelde bezoeker van een voorstelling vormt het pauzedrankje geen doel op zich, maar maakt het de hoofdprestatie (de voorstelling) aantrekkelijker.
Door een compleet 'arrangement' aan te bieden, kunnen bezoekers zorgeloos genieten van de voorstelling in het theater. Immers, pauzedrankjes, garderobe en administratiekosten zijn inbegrepen. Met deze zogeheten 'portemonneeloze pauze' hebben bezoekers dus niet de stress van in de rij te staan en aparte betalingen. De bezoeker koopt nu het totaalconcept vooraf in één transactie en kan zo ‘zorgeloos’ van de voorstelling genieten. Dit totaalconcept vormt voor de btw dan ook eenzelfde prestatie, waarop in z'n geheel het verlaagde btw-tarief van toepassing is. In soortgelijke belastingzaken in 2021 en 2022 is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat het pauzedrankje juist een aparte prestatie vormt ten opzichte van het verlenen van toegang tot een voorstelling. De rechtbank meende dat in het geval van pauzearrangementen een splitsing moest worden gemaakt in omzet. Pauzedrankjes zonder alcohol vallen onder het verlaagde btw-tarief van 9%. De alcoholhoudende pauzedrank valt onder het algemene btw-tarief van 21%. Deze benadering staat in contrast met hetgeen nu door het Hof ’s-Hertogenbosch is beslist. Het is nog onduidelijk of de zaak van het Hof ‘s-Hertogenbosch in cassatie aan de Hoge Raad zal worden voorgelegd.
Mogelijkheden voor de theaterbranche
Met name voor organisaties in de theaterbranche heeft deze uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch veel impact. Theaterinstellingen die in de btw-aangifte 21% btw hebben afgedragen over de omzet die is gerelateerd aan alcoholische pauzedrankjes kunnen, op basis van deze uitspraak, wellicht in aanmerking komen voor een teruggaaf van de omzetbelasting. Daarnaast is het belangrijk dat theaterinstellingen die aan bezoekers een totaalconcept aanbieden nagaan welk btw-tarief hierop van toepassing is.